Vasten
Ik begin deze overdenking met het verhaal van de wanhopige vader, die bij de Here Jezus klaagt over het feit, dat Zijn discipelen zijn zoon niet hebben kunnen genezen. (Mattheüs 17:14-21; Marcus 9:14-29; Lucas 9:37-43) De discipelen waren, ondanks de autoriteit die zij van de Here hadden ontvangen, niet in staat geweest een boze geest uit de jongen te drijven. Zeer verontwaardigd wendde de vader zich tot de Here met zijn klacht. U begrijpt dat de Here Jezus, die Zijn volgelingen macht had gegeven over boze geesten, niet blij was met deze gebeurtenis. Hij zei tot de discipelen: “O, ongelovig geslacht, hoelang zal Ik nog bij U zijn?”. Daarna legde Hij met gezag en macht Zijn bevelen op aan de boze geest en de jongen werd onmiddellijk bevrijd; hij was genezen van dat ogenblik af.
Goddank, de discipelen legden zich niet neer bij hun nederlaag, maar zij gingen bij de Here te rade toen zij alleen met Hem waren. Zij vroegen: “Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven?” En de Here antwoordde: “Dit geslacht vaart niet uit dan door bidden en vasten”.
Deze tekst is niet altijd goed begrepen. Ten onrechte wordt soms gedacht, dat er eerst gevast en gebeden moet worden, alvorens bepaalde machten uitgedreven kunnen worden. Als het niet lukt een boze geest uit te drijven, wordt vaak geadviseerd om maar te gaan “bidden en vasten”. Ik denk echter dat deze woorden van onze Heiland een veel diepere betekenis hebben. Ik denk dat Hij hiermee wil zeggen, dat we een volkomen toegewijd leven moeten leiden, een leven van bidden en vasten. Dan zal het voor ons niet moeilijk zijn boze geesten uit te drijven, ongeacht het tijdstip waarop de situatie zich voordoet. Bidden en vasten moet onze levensstijl worden. Het is niet bedoeld voor specifieke gevallen, de zogenaamde zware gevallen, maar we moeten te allen tijde gereed staan, om op te treden in de macht en het gezag van onze Heer en Heiland. Een ieder die bidt met zieken, behoort een toegewijd leven van gebed en vasten te leiden. Het bidden en vasten mag niet verwaarloosd worden. Voor elke bediening in Gods koninkrijk hebben we de waarachtige en innige gemeenschap met de Vader nodig.
Vasten heeft alleen zin, indien dit leidt tot verootmoediging, zelfverloochening en toewijding. Ook behoort vasten gepaard te gaan met gebed. De christen die zichzelf verloochent, wordt minder belangrijk in zijn eigen ogen en groeit in de genade en glorie van de Here. Zelfverloochening is een moeten voor een Christen. Het is het volgen van het voorbeeld van onze Here; het heeft te maken met discipline. “Niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij”. (Galaten 2:20) Bijbels vasten is zelfverloochening. Het is zich opofferen voor de Here en Zijn Naam. Het brengt ook grote zegeningen en rust in de harten van de gelovigen en verzekert hen van grote overwinningen.
Heeft de Here niet gezegd: “Er zullen echter dagen komen, dat de bruidegom van hen weggenomen is, en dan zullen zij vasten”. Mattheüs 9:14-17. Die dagen van vasten en gebed zijn er nu!